woensdag 7 februari 2018

De gebroeders koornaar

Dit keer gaat mijn bijdrage over een mini met een prachtige naam: het koornaarvisje. Die soort heb je toch al lang? Ja, dat klopt. Twee soorten zelfs: koornaarvis (Atherina presbyter) en kleine koornaarvis (Atherina boyeri). Die tweede soort is minder bekend en het is dus leuk om eens wat meer te vertellen over waar hij vandaan komt, de leefwijze en het verschil tussen beide soorten.
De haven van het aan de Oosterschelde gelegen Bruinisse is een vruchtbaar jachtgebied voor bijzondere mini’s.
De ‘gewone’ koornaarvis wordt in het Engels 'sand smelt' genoemd. Dat is in mijn ogen een wat verwarrende benaming, want je ziet deze visjes namelijk vooral in havens en nabij obstakels. Waar het woordje 'zand' vandaan komt, blijft voor mij dus enigszins een raadsel.

Het betreft een langgerekt zilverkleurig visje dat maximaal zo’n 20 cm lang wordt. Er liggen 53 tot 57 schubben op de zijlijn. De koornaarvis is in onze Lage Landen inheems en komt algemeen voor in onze kustwateren. Het visje leeft in schoolverband en de paaitijd is van april t/m juni, waarbij de kleverige eieren aan zeewier worden geplakt.

Als je het verschil niet weet, is de kleine koornaarvis ook écht een 'kleine' koornaarvis, maar het is wel degelijk een andere soort! Deze soort blijft inderdaad wat kleiner -met een lengte van zo’n 10 cm heb je het wel gehad- en telt daarnaast slechts 44 tot 48 schubben op de zijlijn. Ook de anaalvin is wat korter (13-15 vinstralen, terwijl A. presbyter er 15 tot 18 heeft), maar het tellen van de schubben op de zijlijn blijft de beste manier om ze van elkaar te onderscheiden. Al is dat natuurlijk echt priegelwerk, met die minuscule schubjes…

Geen opmerkingen:

Een reactie posten