Voor wie in het oosten van het land woont, Deep Down South of juist Om de Noord, zijn het welhaast exotisch klinkende namen: de Banjaard en Neeltje Jans… Maar nadat ik nóg een nieuwe soort had gevangen op dat ene zo bijzonder soortrijke stekje in
IJmuiden, besloot ik dat ik het tijd was om iets nieuws in Zeeland te gaan proberen. Ik richtte mijn peilen op het vangen van tarbot (Psetta maxima) en/of zwartooglipvis (Symphodus melops); twee bijzondere vissoorten die je elders langs onze kust niet zoveel zult zien, maar daar met enige regelmaat worden gevangen. En dan ook nog eens redelijk dicht bij elkaar; de lipvis vanaf het voormalige werkeiland Neeltje Jans in de monding van de Oosterschelde en tarbotjes van het Banjaardstrand, gelegen aan het zuidelijke eind van de Pijlerdam.
|
Het Banjaardstrand, dicht tegen de zuidkant van de Oosterscheldekering aan. |
Bewapend met een zakje mosselen, wat gezoute zagertjes en een stuk aluminiumfolie (om eventueel de haakjes mee te versieren om zo zandspiering (Ammodytes tobianus) te vangen) stap ik in de trein. Vanaf het eindstation in Goes pak ik de bus naar de Banjaard en vanaf daar loop ik in 20 minuten naar de Oosterscheldekering. Daar begin ik aan de binnenkant langs en tussen de stenen te vissen, in de hoop op een zwartoog. Helaas krijg ik hier geen beten. Daarom loop ik over de Pijlerdam door naar het ongeveer halverwege gelegen Neeltje Jans, waar die lipvissoort ten slotte vaker gevangen zou zijn…
|
Mijn eerste tarbotje! |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten